BEZOEKERS SCHRIJVEN!

Link naar "Bezoekers schrijven" van eerder!

2010 01 18 01 Bert Meily, Leiderdorp.  Een kaappoging in Somalië, door Job. 

 

Bert stuurt mij dit verslag, dat hij van een bevriende kapitein heeft ontvangen.

Een  verslag van een poging tot kaping in Somalië .  

Dit heeft eind december 2009 plaatsgevonden. De Nederlandse kapitein doet hieronder verslag. 


 
  
Gisteren (30 december 2009) was een dagje dat ik niet gauw zal vergeten: Somalische piraten probeerden ons schip te kapen, maar het is ze gelukkig niet gelukt. Ik had op 29 december de gebruikelijke maandelijkse veiligheid vergadering gehouden met de hele  bemanning.
En een van de dingen die ik besprak was het feit dat we gingen laden in Yanbu en lossen in Singapore en daarom zouden we alweer twee keer door het gebied van de Somalische piraten moeten gaan. Omdat we daar allereerst in ballast door zouden gaan, zag ik dat niet zo zwaar in.
Tenslotte is het schip in ballast ietsje sneller en ook niet zo log om te manoeuvreren als wanneer het vol geladen is.
Daar komt ook nog bij dat de piraten bijna 13 meter moeten klimmen als we in ballast zijn, dus ik verwachtte dat ze wel een gemakkelijker doel zouden uitkiezen.  
  
Er zou op 2 januari om 0900 uur GMT een konvooi met begeleiding van een Chinees oorlogschip aan de doorvaart van het piraten gebied van de Golf van Aden beginnen, maar ik had van onze charteraar opdracht gekregen om uiterlijk 6 januari om 0001 uur ‘s  ochtends (een minuut na middernacht) bij de laadhaven Yanbu aan te komen.  
En dat zou niet lukken als ik op dat Chinese konvooi zou wachten: dan zou ik pas 6 januari rond zes uur ‘s avonds in Yanbu aan komen.  
  
Als ik gewoon op volle kracht door zou blijven varen, kon ik al op 1 januari om 0100 uur GMT aan de doorvaart van de Golf van Aden beginnen: meer dan een dag eerder.
Ik zou dan weliswaar geen oorlogsschip als escorte hebben, maar ik zou deel uitmaken van een groep van vijf tankers die dan in  groepsverband die trip zouden doen.  
Volgens de marine mensen kunnen schepen die deel uitmaken van zo’n groep, elkaar onderling steunen in geval van aanval door piraten.  
Wat vrachtschepen en tankers nou eigenlijk in de praktijk kunnen doen om elkaar in zo’n geval onderling te steunen; dat zeggen de marine mensen er niet bij.  
  
Maar goed, ik dacht dus dat ons schip in ballast geen aantrekkelijk doel zou zijn en ik had besloten om op 1 januari samen met die andere vier tankers de reis te wagen. Maar op de geladen reis zou ik waarschijnlijk mooi op tijd zijn om me dan wel aan te sluiten bij het Oostgaande konvooi dat op 11 januari onder begeleiding van een Chinees oorlogsschip zou vertrekken.  
  
Ik legde dat uit aan de bemanning; dan wisten die ook wat ik had besloten en waarom.
En voor alle zekerheid vertelde ik hen nog even dat als het schip door piraten zou worden aangevallen, zo’n aanval tegenwoordig bijna een uur lang kan duren. De piraten zijn vasthoudender geworden en geven niet zo snel meer op.
Ik vertelde hen ook dat er een goede kans was dat de piraten dan op het schip gaan schieten, als poging om de  bemanning te intimideren en hen ertoe te brengen het schip te stoppen.  
Niemand zou daarom in geval van een piraten aanval in de buitenste hutten mogen blijven en zeker niet door de patrijspoort kijken wat er buiten gebeurt.  
Onze kombuis zou door zijn centrale ligging de veiligste plaats aan boord zijn, dus iedereen die niet nodig zou zijn op de brug of in de machinekamer moet bij een aanval naar de kombuis gaan. Maar ik dacht nooit dat m’n raad echt van pas zou komen; ik zag dat meer als mooie bladvulling voor het rapport dat ik over die veiligheid vergadering moet schrijven.
  
Dat veranderde allemaal toen ik de volgende dag (30 dec 2009) om kwart over negen ‘s ochtends een telefoontje kreeg van de stuurman op de brug: er was een vissersboot in onze buurt. Nou zaten we daar midden in de Arabische Zee; dagen stomen uit de kust. Je ziet daar normaal gesproken geen vissersboten. Maar de Somalische piraten gebruiken wel vissersboten als moederschip: op die manier kunnen ze meer dan 600 mijl uit de kust werken. Die vissersboten zijn daarvoor uitgerust met een zogenaamde skiff: een polyester speedboot van 5 – 6 meter lang en een sterke buitenboord motor waarmee ze in kalme zee wel 25 knopen kunnen halen.
Ik vertrouwde deze vissersboot dus voor geen cent en ik ging meteen naar de brug. Daar bleek dat de vissersboot al dwars van ons lag te drijven, op ongeveer 3 mijl afstand. Ik was daar nogal verbaasd over:  als het een piraten moederschip zou zijn, dan zou die toch wel zijn skiff naar ons toe hebben gestuurd terwijl wij min of meer naar hem toe voeren ?
Nu was hij al dwars van ons en over een kwartiertje zou hij ver achter ons liggen.
Dat gaf me even hoop dat ik het toch bij het verkeerde eind had.... maar dat duurde niet lang: nog geen tien minuten later zagen we de skiff op ons af komen.  
De vissersboot (een ouderwetse, houten Arabische dhow) lag nu al een mijl of drie achter ons en ik bleef hopen: door de golven schoot de skiff niet erg op.
Misschien boften we toch en zou hij ons niet kunnen inhalen ? Voor de zekerheid veranderde ik toch 90 graden koers,
zodat ik nu recht tegen de zee in voer.
Daarmee zou die skiff nergens een goede lij kunnen vinden om langszij te komen: zowel aan bakboord als aan stuurboord van ons schip had hij nu te maken met een golfhoogte van ongeveer twee meter.  
  
Maar de skiff kwam langzaam maar zeker dichterbij, dus ik waarschuwde de bemanning dat we door piraten werden aangevallen. Iedereen die geen speciale taak had, ging naar de kombuis. De roerganger kwam aan het wiel te staan en ik zette de hendel van de machine telegraaf nog een tikje hoger: iedere extra RPM kon ons nu helpen. De machinisten startten  intussen een extra generator, zodat we genoeg vermogen hadden om twee stuurmachines te kunnen gebruiken (het roer beweegt dan veel sneller).  
We startten ook twee “water aan dek” pompen voor onze brandslangen, en de eerste stuurman kreeg het goede idee om de ballast tanks open te gooien, zodat we daarna de grote ballast pomp konden starten.
Binnen een paar minuten liep het zeewater vanuit alle ballast tanks  over op ons dek.   
  
Al dat water is bedoeld als afweer middel tegen de piraten: niet omdat ze er een hekel aan zouden hebben om nat te worden, maar hun skiffs zijn gewoon open bootjes en die willen ze niet vol met water hebben.  
Nu denk ik zelf dat het voor de piraten niet al te moeilijk is om tussen de waterstralen door te manoeuvreren en toch langszij te komen, maar alles wat we kunnen doen om hun leven moeilijker te maken is toch mooi mee genomen.
  
Er bestaan wel een soort houders waar je een brandslang in kan klemmen en daarna kan je met afstandsbediening die brandslang “sturen”.  
Dat is natuurlijk duizend keer beter dan wanneer je zoals hier aan boord, alleen maar de brandslang in een vaste positie aan de railing kan binden.  
Ik peins er niet over om iemand van m’n bemanning aan dek te laten staan met zo’n brandslang in zijn hand: de piraten zouden die man zo dood kunnen schieten.  
  
Intussen was de marconist druk bezig om op alle mogelijke manieren (via MF/HF korte golf radio en via twee verschillende satellietsystemen) een noodsignaal uit te zenden.
Wat was ik toen blij dat ik hier in AMPTC nog een marconist aan boord heb: die man was nu zijn geld dubbel en dwars waard.
Ik probeerde zelf nog even het kantoor op te  bellen om hen in te lichten maar dat lukte niet zo best: het was nog te  vroeg in de ochtend in Cairo.
En hoewel er daar dag en nacht iemand aan de balie zit en de telefoon opneemt, kreeg ik nu een figuur die weinig  Engels leek te begrijpen.
Daarna heb ik verder m’n aandacht maar bij  het schip gehouden.
  
De skiff was nu echt dichtbij gekomen en we konden vijf man tellen.Ze zwaaiden met hun armen dat we langzamer moesten gaan varen, en we konden hen zelfs “Stop, stop !” horen roepen.  
Waarschijnlijk hoopten ze dat we zouden denken dat ze hulp nodig zouden hebben en dan zouden stoppen.
Dat deed ik natuurlijk niet, en daarna kwamen al snel hun wapens voor de dag. Ze vuurden allereerst een  RPG (rocket propelled grenade), die als een soort waarschuwing in een grote boog hoog over ons schip vloog voordat hij op zo’n 80 meter hoogte met een zwarte rookwolk ontplofte.
Toen ik daar ook nog niet van onder de indruk was en het schip niet stopte, begon het spel in alle ernst.  
Het schip werd beschoten met nog meer RPG’s die nu wel op de accommodatie waren gericht. Het gaf flinke dreunen als die dingen raakten, de machinisten vertelden me later dat ze in de machinekamer die klappen hadden gehoord en gevoeld, alsof het hele schip een dreun kreeg.  
De piraten gebruikten ook hun AK-47 om het schip te beschieten en ze kwamen steeds dichter bij in een poging aan boord te komen.  
  
Nu kwam het verder een beetje neer op mijn stuurmanskunst en voor een nog veel groter deel op puur geluk.
Als bijvoorbeeld de piraten proberen aan bakboord aan boord te komen, dan kan je het roer hard stuurboord draaien.
Je verandert dan koers naar stuurboord en als je naar de oppervlakte van de zee kijkt dan zie je dat aan stuurboord ruwweg over de hele lengte van het schip de golven worden glad  gestreken, terwijl de zee aan bakboord dicht bij de scheepsromp juist veel ruwer is geworden.  
En dat laatste hoopte ik tegen de piraten te kunnen gebruiken. Maar als je het schip zo snel laat draaien, verlies je ontzettend veel vaart.
En hoe lager jouw snelheid ligt, hoe gemakkelijker het voor de piraten is om aan boord te klimmen.
  
Dus het komt er op neer dat je daarom het roer alleen maar in een uiterst noodgeval ”hard over” draait.
Het is belangrijk om de vaart zo hoog mogelijk te houden maar als de piraten proberen hun ladders aan boord te krijgen,
dan is het een kwestie van “nu of nooit”. Ik heb daarom niet meer dan twee keer het roer “hard over” gebruikt; beide keren toen de piraten-skiff vrijwel langszij was en ze er bijna in slaagden hun ladders te plaatsen.
En zodra ik zag dat de skiff weer een meter of tien, twintig weg ging van onze scheepsromp, ging het roer weer midscheeps om de vaart niet verder te laten zakken.  
  
We hebben later de resten van de RPG’s opgeraapt en de schade aan het schip bekeken en ik heb het gevoel dat de piraten alleen maar hebben geschoten als poging om ons te intimideren.
Ze hadden gemakkelijk met hun AK-47 de ramen van het stuurhuis onder vuur kunnen nemen (ik zag op een gegeven moment dat de marconist en de stuurman uit voorzorg al onder de radiotafel waren weg gedoken) maar dat deden ze niet. Ik heb dus de indruk dat ze er niet op uit waren om mensen te raken en dat ze zelfs bewust vermeden om dat risico te lopen.  
Ook hun RPG’s wezen daar op. Dat soort dingen zijn voor het leger ontworpen om tegen tanks te worden gebruikt, maar deze RPG’s gaven niet meer dan een goede kras in de staalplaten van onze accommodatie.  
Blijkbaar hadden de piraten de eigenlijke springlading uit de raketten gehaald, zodat ze nog wel met een indrukwekkende klap tegen het schip aan kwamen maar niet konden ontploffen.


 
  
Alles bij elkaar duurde de aanval ongeveer drie kwartier; toen stopte de skiff ineens.
Even later draaide hij om en zette hij koers in de richting waar zijn moederschip ergens moest zijn.
Ik durfde er bijna niet aan te geloven dat het nu over was: kwamen ze echt niet terug om het nog eens te proberen ?
Het had tenslotte geen haar gescheeld of ze waren aan boord gekomen. Geven ze nu echt zo gemakkelijk op?    
  
Nou, ik heb nog wel een kwartier gewacht voordat ik er eindelijk in durfde te geloven: ze kwamen inderdaad niet meer terug.
Toen kon ik eindelijk zelf alle telefoontjes gaan beantwoorden met het goede nieuws dat de aanval over was.
Alle noodseinen van de marconist hadden blijkbaar wel een aantal Maritieme Reddings Coordinatie Centra wakker geschud: ik kreeg (satelliet) telefoontjes van het MRCC uit Engeland, uit Noorwegen, uit Australie; uit India; uit Dubai en zelfs uit Nederland met de vraag wat de situatie aan boord was; of we veilig waren. Gelukkig kon ik hen nu gerust stellen.  
  
Daarna begon de onvermijdelijke papier winkel: iedereen wilde een rapport hebben en zoveel mogelijk informatie over de aanval omdat ze daar misschien voor andere schepen goede adviezen uit zouden kunnen  halen.  
Er wordt op het gebied van de reddingscentra blijkbaar niet veel gecoordineerd, en verder moet alles uitvoerig gedocumenteerd worden  (de ISM voorschriften waar ik het een paar dagen geleden over had ....) dus ben ik nu al anderhalve dag bezig met rapporten schrijven en  formulieren invullen.


   
  
Aan de positieve kant bracht meteen na de aanval de Hwtk me als verrassing (en als bedankje) een heerlijk bord met dadels uit Irak, in een pinda sausje. Dat klinkt als een vreemde combinatie, maar het is echt heerlijk (hoewel het behoorlijk voedzaam zal zijn en dat net nu ik alweer een kilo of twee, drie probeer te verliezen). En zelfs als het niet te vreten zou zijn geweest had ik het toch opgegeten, uit waardering voor dat gebaar. Verder kwam de hele bemanning naar m’n hut om me te bedanken dat ik niet voor die piraten was gestopt; sommigen waren in tranen, zo emotioneel. Maar dat kan ik wel begrijpen,
ik heb zelf het grootste deel van afgelopen nacht wakker gelegen om over alles na te denken.  
  
Nog even over de manier waarop de piraten aan boord klimmen: ze gebruiken daar twee soorten ladders voor.
Allereerst hebben ze een echte touwladder; een licht ding dat helemaal uit touwwerk bestaat.  
Aan de bovenkant van die touwladder zit een soort dreg ankertje, dat ze omhoog gooien in de hoop dat het zich ergens aan dek vast haakt.  
Dan hebben ze een lichte alu ladder (vier of vijf meter lang) die ook aan een kant twee haken heeft: als de touwladder op zijn plaats hangt, dan haken ze de alu ladder onder aan de touwladder. En als ze zover  zijn, dan is het schip verloren.

 


 
  
We hadden nu geluk gehad; maar één keer de piraten van ons lijf te moeten houden is wel genoeg voor me.
Dus toen ik ons kantoor aan de lijn kreeg, vertelde ik hen dat ik van mening was veranderd voor wat de vaart door de Golf van Aden betreft.
Ik heb besloten om die groep van vijf tankers waarin we op 1 januari door de Golf van Aden zouden gaan, maar te laten vallen.
In plaats daarvan kies ik de grotere zekerheid van het konvooi met het Chinese oorlogschip dat op 2 januari aan die doorvaart begint.
En als we dan daardoor ongeveer 18 uur te laat aan komen in Yanbu, dan moet dat maar.
Beter een paar uur te laat aankomen dan een paar maanden te laat (na een paar maanden gijzeling in Somalia).  
Gelukkig was het kantoor het daar helemaal mee eens, en ik kreeg een uur later zelfs een telefoontje van de General Manager zelf (de big boss van AMPTC) waarin hij me een mooi klopje op de schouder gaf.
Hij nam de tijd om naar m’n hele verhaal te luisteren en vroeg hoe het met de bemanning was.  
Helaas ken ik hem niet persoonlijk, anders had ik op zijn vraag of er nog iets was dat hij voor me kon doen wel “loonsverhoging!”  gezegd.
Maar misschien heeft hij niet zo’n gevoel voor humor, dus dat heb ik maar niet uitgeprobeerd.  
  
Dat was ook niet nodig....  Ik had hem wel gevraagd om het schip een mailtje te sturen waarin hij zijn telefonische uitdrukkingen van waardering voor ons succes nog eens zou kunnen bevestigen, dan kon ik dat mailtje in de bemannings mess ophangen.  
En toen dat mailtje binnen kwam, stond er (behalve nog eens een schouder klopje voor de  kapitein en de hele bemanning) ook dat als blijk van waardering,
iedereen aan boord een extra maand gage krijgt. Ik heb dat vandaag meteen cash aan de Pakistanis uitbetaald dus overal lachende gezichten.  
  
Voor wat de schade aan het schip betreft: een 6,9 mm kogel van een  AK-47 ging door de hand railing van het C-dek,
en twee kogels gingen door de bakboords reddingsboot. Gelukkig zijn het echt kleine gaatjes, en de boot is van polyester dus we kunnen dat gemakkelijk zelf repareren.  
Die kogels gingen ook door de roeiriemen die je nog steeds in een reddingsboot moet hebben en een van die riemen is nu helemaal versplinterd.
  
Verder hebben we nogal wat (veelal ondiepe) putjes in de stalen zijschotten van de accomodatie, maar geen enkele kogel ging door een schot heen.
Een van de AK-47 kogels moet daar wel dichtbij zijn gekomen: die  kogel zit nog klem in het stalen schot en steekt er deels aan de  buitenkant nog uit.
Als hij door het schot zou zijn gekomen, had de  Hwtk een leuk soeveniertje kunnen vinden toen hij uit de machinekamer weer terug kwam in zijn hut.


De RPG’s zorgden alleen maar voor flinke krassen in het staal van de schotten. Ik heb een paar fotos van dit alles en het MRCC in Dubai heeft me gevraagd om hen foto's te sturen. Ik zal die email voor Dubai ook naar Willem sturen, dan kan hij ze wel bij dit verhaal in het forum plaatsen.  
  
Over twee uur is het hier aan boord middernacht 31 december .... we  hopen dat het Nieuwe Jaar met net zoveel geluk verder gaat.
  
Beste wensen van Job.

-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-