Verhaal van Ir. Frans Hautus, hoofdstuk 20.

Is het NIETS toch IETS?

De middeleeuwer zag de mens als de kroon der schepping en de mens had zintuigen (ogen, oren, neus etc.) om de wereld, die God voor hem gemaakt had, waar te nemen. Wat hij niet kon waarnemen WAS ER NIET. 
Aan de grens van deze waarnemingen stonden de DAMPEN. Dampen kon je ruiken (stank, zoete geuren etc.) maar verder waren dampen moeilijke, niet grijpbare, schimmige dingen. 
Een ding was wel duidelijk: Mens en dier hadden ASEM nodig MAAR: Asem was Asem, zoals Wind, Wind was Punt uit. Toen rond 1700 veel slaven van Afrika naar Amerika werden verscheept, merkte men dat op het tussendek waar de slaven verstouwd waren, vaak nauwlijks een kaars wilde branden en er slaven stierven aan: slechte Asem. Het was dus nog steeds de slechte ASEM. 
Een oplossing voor dit probleem was dat de slaven zo nu en dan op het dek werden uitgelaten en dat de ruimte waarin ze lagen kon doorstromen met "verse asem". Na 1700 begon men langzaam in te zien dat "asem" niet iets was dat bij één persoon hoorde, nee "asem" hing aan elkaar als een deken zoiets als water voor vissen. Mensen en dieren woonden in de asem. Asem werd langzaamaan lucht. 
Rond 1750 begon in Schotland de industriele revolutie (meneer Watt). Men had veel steenkolen nodig en de mijnen werden steeds dieper en er kwamen twee problemen: Men kreeg mijnwater dat naar buiten gepompt moest worden en de mijnwerkers kregen slechte ASEM? nee slechte LUCHT. Er moest lucht in de mijn gepompt worden. Men besefte voor het eerst dat lucht echt IETS was dat "verbruikt en slecht" kon worden en dat het niet altijd zomaar aanwezig was. Toen ook nog na ±1850 grotere stoomschepen kwamen waar de stoomketels onder in het ruim lagen moest men behalve de zo bekende schoorsteen voor afvoer ook heel bewust luchtkokers maken om het spul lucht bij de vuurhaard te krijgen, lucht was iets. 
Rond 1900 werd door de meeste wetenschappers geaccepteerd dat er materiaal bestond welk men absoluut niet met de menselijke zintuigen kon waarnemen. Voor deze stoffen kwam een nieuw begrip, men zei ze behoren  tot het rijk der GASSEN en zuivere lucht was er een van. Men begon ook in te zien dat veel van de oude DAMPEN, in feite GASSEN waren en dat het woord damp nogal onnauwkeurig was. 
Tegenwoordig spreekt men nog van damp als men die betreffende stof behalve in de gasvorm, ook als vloeistof, vaste stof  of opgeloste stof bij kamertemperatuur en 1 bar kent. 
B.v. waterdamp, motteballengeur (van vaste vorm direct naar gasvorm) ammoniakdamp (ammoniakgeur). Ammoniak wordt tegenwoordig  van stikstof N2 en het hoofdbestanddeel uit aardgas (methaan CH4) gemaakt. Ammoniak NH3 blijkt een gas te zijn, dat zeer goed oplost in water. Maar een oude uitdrukking voor dit ammoniak gas was: GEEST VAN SALMIAK.  
Want ammoniak ontstaat ook uit rotting van vooral eiwitrijke produkten maar ook uit urine (ureum) en dat was dus in de middeleeuwen (zelfs bij de Romeinen) bekend. Uit deze rottende materie kwam zomaar (als een geest) iets in je neus. Dus: geest van salmiak. 
Nu weten wij dat het losvliegende NH3 molekulen zijn. Zo kon men rond 1850 op kleine schaal uit keukenzout zoutzuurdamp maken. Het bleek dat deze damp zeer goed in water oplost. Deze oplossing wordt nog steeds zoutzuur genoemd. Maar als er teveel zoutzuurgas in de oplossing komt, dampt er wat gas uit. Er ontstaat zoutzuurgas (onzichtbaar) en de oude uitdrukking was: ZOUTGEEST. Want van de oplossing kwam onzichtbaar iets in je neus en geesten waren onzichtbaar, of niet soms. 
Als men dus rond 1850 een fles met geconcentreerd zoutzuur of ammoniak opende dan kwam de geest ervan in je neus. Later noemde men dat zoutzuurdamp en ammoniakdamp en nu spreekt men al vaker van zoutzuurgas en ammoniakgas. 
En wat is een gas? Een gas is losse molekulen van de desbetreffende stof die vrij door de ruimte gaan zweven en die je met apparaten kunt meten. Kun je ze al waarnemen met je zintuigen (neus) dan mag je ook nog damp zeggen. Gas is zoals je wil een mengsel van losse vrije molekulen (materie) met ruimte (niets) ertussen. Deze super kleine vliegende molekulen blijven in de buurt van de aarde door de zwaartekracht. Dezelfde kracht die ook mens en dier op de aarde houdt. Echter onder de knapste geleerden is weer iets nieuws op gang aan het komen. Ze zeggen: Kijk als in 1500 twee geleerden tegenover elkaar stonden zeiden zij: Tussen ons is NIETS. Wij kunnen met onze zintuigen niets waarnemen. Ja, wind en asem maar dat is gewoon zo. Rond 1800 zeiden twee geleerden: Tussen ons is LUCHT. 
Wat dat precies is is moeilijk Maar we kunnen al wat chemische proefjes doen en LUCHT is MATERIAAL. Rond 1900, dat materiaal in LUCHT zijn hele hele kleine deeltjes van stoffen die wij MOLEKULEN noemen en tussen deze MOLEKULEN zit NIETS. Hetzelfde NIETS waar het hele zonnestelsel in ronddraait. Rond 2000 zegt men voorzichtig: Uit waarnemingen met telescopen die in de ruimte draaien (Hubble) en met theorieën van slimme mensen (Einstein, Bohr) komen wij tot de conclusie dat er MEER materie (massa) moet zijn dan dat wij momenteel kunnen waarnemen met ONZE ZINTUIGEN + AL ONZE APPARATEN. Wij nemen deze materie net zo weinig waar als de middeleeuwer de lucht. Maar wij zijn er van overtuigd dat er eens apparaten gebouwd zullen worden die deze materie wel kunnen waarnemen. 
Aan deze materie geven wij alvast een naam. Wij noemen het: DE ZWARTE MATERIE. Zo is het ook met de ENERGIE in de ruimte gesteld. In de ruimte moet nog veel energie zijn die we momenteel nog niet kunnen waarnemen: DE ZWARTE ENERGIE. Dàt, wat wij tegenwoordig nog het NIETS noemen, bevat volgens grote geleerden zeer veel zwarte materie en zwarte energie. Dus dit zwart gedoe zit nu ook voor je neus. Je kunt er mee lachen, MAAR had je in 1500 verteld dat er tonnen en tonnen materiaal als een niet waarneembare damp (lucht) om de aarde zweefde dan had men gezegd: Is zijn brein soms beneveld door wijngeest (alkoholdamp) of wil hij op de brandstapel. En dat, ondanks je gelijk.

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX