Verhaal van Ir. Frans Hautus, hoofdstuk 13.
Overdenkingen
van een aardappeleter.
Of:
Waar gaat het heen en waar komt het vandaan.
Jan zit
lekker te eten van aardappeltjes uit eigen tuin. Plotseling denkt hij: Hoe komt
dat nu zo met die aardappels. Kijk: in de lente heb ik de "poters"
geplant in de tuin. Er was geen vorst en het loof stond al snel met frisse
groene blaadjes boven de grond. De regen was steeds redelijk op tijd en boven de
grond ontwikkelde zich het groen. Het was leuk om het te zien gebeuren. Na de
bloei van de aardappel begon het loof langzaamaan zijn frisse groene kleur te
verliezen en werd steeds meer dor, terwijl je bij sommige planten kon zien dat
de aardappelen de grond omhoog begonnen te duwen.
Kort: de natuur had zijn werk gedaan n.l. samen met de "poter"
gezorgd voor meer aardappels en loof. Die nakomelingen daar gaat het de
natuur om en het loof wordt, nadat het zijn taak heeft volbracht, tuinafval. Nu
komt Jan in het spel. Hij rooit de aardappelen en geeft ze aan moeder de vrouw
die ze schilt en vervolgens gaar gekookt. De aardappelschil wordt dus
keukenafval. Zo liggen nu de dampende piepers bij Jan op het bord om opgegeten
te worden.
Maar wat is dat: OPGEGETEN WORDEN en wat is dan: JAN HEEFT HONGER.
Om daar een uitspraak over te doen moeten we eerst wat meer weten hoe Jan
opgebouwd is. Jan is een gezonde man van ±50 jaar. Zijn lichaam bestaat o.a.
uit ORGANEN zoals lever, hersenen, huid, spieren etc. etc. Organen zijn
opgebouwd uit z.g.n. cellen. Dus hersencellen, huidcellen, spiercellen etc. Deze
cellen kan men opvatten als zeer zeer kleine LEVENDE kamertjes waarin dat
gebeurt wat er gebeuren moet. Spiercellen zorgen dat u iets kunt optillen,
hersencellen dat u kunt denken etc.etc. Ook al zijn deze cellen klein (ongeveer
zo groot als bacteriën) ze LEVEN, FUNCTIONEREN en moeten ETEN ook al is dat wat
ze per cel eten zeer zeer weinig. Krijgen ze geen eten dan gaan ze dood. Voor
één cel is dat niet erg maar door teveel dode cellen kan het orgaan slecht
gaan werken.
Kort: deze miljarden cellen hebben continue eten nodig en als Jan honger voelt
is dat eigenlijk de gezamenlijke, collectieve honger van alle cellen in zijn
lichaam. Hoe worden deze cellen dan gevoed. Wel dat wordt verzorgd door de
bloedsomloop met het bloed. In het bloed zitten voedingsstoffen voor de cellen
en ELKE LEVENDE CEL wordt via de haarvaten op twee manieren door het bloed
verzorgd. Het bloed bevat stoffen die de cel kan opnemen om te ''eten" en
door dit ''eten" ontstaan AFVALSTOFFEN die het bloed afvoert.
Kort: Het bloed is zowel de MAN van de SRV (aanvoer eten)
als VAN GANSEWINKEL (afvoer afvalstoffen).
Nu bevat het bloed echter een heel assortiment aan voedingsstoffen (suikers,
eiwitten, mineralen etc.) maar wat elke cel "lust" en gebruikt als
brandstof is GLUCOSE (Jan is 37°C). Glucose is een suikersoort en wordt ook wel
BLOEDSUIKER genoemd. (N.B. De suiker uit het suikerpotje op de tafel is sterk
verwant aan glucose maar is het zelf NIET. Wel kan het lichaam snel glucose uit
deze suiker winnen). Deze glucose is opgelost in het bloed en vanwege het
continue (24 h per etmaal, 7 dagen in de week, een leven lang) gebruik door de
cellen daalt de glucose concentratie (daalt de bloedsuikerspiegel) en moet het
bloed ergens nieuwe glucose vandaan halen. Maar waar? Een voorraad aan glucose
zit in de lever maar deze voorraad raakt ook op. Dus, waar komt de nieuwe
glucose vandaan? Wel, deze komt uit de DARMEN en vooral uit de dikke Darm.
Wat is het geval: De aardappel die bij Jan op het bord ligt is voornamelijk
gemaakt van water en zetmeel (aardappelmeel) en nog wat stoffen. Jan steekt een
stukje aardappel in de mond en begint het te kauwen. De aardappel wordt tot
puree maar er komt ook speeksel bij en in speeksel zit een stof (enzym) dat
zetmeel kan afbreken tot glucose. Jan slikt alles door en in zijn maag en daarna
in zijn dunne darm gaat de omzetting van zetmeel naar glucose verder. Een hulp
bij de omzetting wordt geleverd door de bacteriën die in de darm leven. Glucose
lost op en er ontstaat een glucose rijk papje in de darm. Nu geldt echter:
Glucose dat opgelost is, is verdeelt in ongelooflijk kleine deeltjes de z.g.n. GLUCOSEMOLECULEN.
Deze glucose moleculen kunnen net als de watermoleculen door de porien van de
darm overstappen via de poriën van de haarvaten naar het bloed.
Kort: de aardappel die Jan eet komt voor een groot gedeelte als losse glucosemoleculen
in het bloed terecht. Dat wat van de aardappel niet in moleculenvorm komt blijft
in de darm gevangen (kan niet door de poriën naar het bloed) en verlaat als
afval (POEP) het lichaam op de bekend geachte manier.
De glucose die naar het bloed is gegaan, wordt opgenomen door de cellen en daar
SAMEN MET ZUURSTOF molecuul na molecuul omgezet tot WATER en
KOOLSTOFDIOXIDE.
Bij dit proces komt o.a.warmte vrij en daar is het de cel om te doen. Jan mag
niet koud worden want dan is hij dood. Waar nu heen met de gevormde stoffen? Het
gevormde water bestaat zoals al het water uit zeer kleine watermoleculen en deze
mengen zich met de watermoleculen die er al in overvloed in het bloed zijn. Jan
wordt watermoleculen kwijt door b.v. Transpireren (zweten), Urineren (plassen),
Respireren (ademen) Huilen etc. (N.B. was Jan een vrouw dan kon hij/zij nog
water verliezen met de moedermelk). Wat moet echter met dat Koolstofdioxide
(CO2). Dit koolstofdioxide is ook in molekuulvorm, dus waanzinnig kleine CO2
deeltjes. Deze deeltjes worden eveneens opgenomen door het bloed. Het bloed
wordt continue rondgepompt door het hart en zo komt het ook geregeld door de
LONGEN. Hier kunnen deze miljarden CO2 molekulen ontsnappen en vormen een
onderdeel van de uitgeademde "lucht" net zoals er ook zeer veel H2O moleculen
met de uitgeademde "lucht" naar buiten gaan. Het zij nog opgemerkt dat
het bloed in deze longen zuurstofmoleculen O2 uit de ingeademde lucht opneemt.
Kort:
als Jan lucht inademt worden een gedeelte van de zuurstofmoleculen O2 uit de
verse lucht opgenomen in het bloed en watermoleculen H2O en CO2
worden uit het bloed afgegeven aan de zuurstof arme lucht in de longen. Dit H2O
en CO2 verrijkt mengsel stroomt met uitademen naar buiten, Jan is het kwijt.
Veel van deze H2O en CO2 molekulen waren voorheen glucose die in de darm nog
zetmeel en op het bord nog aardappel was. Jan verliest dus aardappel in de vorm
van: WATER H2O, KOOLDIOXIDE CO2 en POEP. Dit hele gedoe levert hem de energie op
die hij nodig heeft om te kunnen leven en warm te blijven. Wat is de eindbalans
voor onze aardappels:
Eerst in
de tuin:
Aardappel + afgestoven loof
Dan in
de keuken:
Geschilde aardappel + aardappelschil
Na eten
in darm:
Glucose + poep
Via
bloed in cel:
Energie + CO2 + H2O
Opruiming:
CO2 uitademen,
H2O zweten, plassen etc.
Het
afval, dood loof en schil, worden op hun beurt weer gegeten door b.v. muisjes,
insecten etc. die precies zo functioneren als Jan. Alles wordt energie, CO2, H2O
en poep. Al dat poep wordt weer opgeruimd door mestkevers, wormen, bacteriën,
schimmels etc en worden ook tot energie, H2O en CO2 omgevormd. Maar hier blijft
een zeer weinig tastbaar spul over. Het zijn wat zouten (fosfaat, sulfaat, ureum
etc.), de natuurlijke "kunstmest".
Tot voor
de oorlog zou zo'n verhaal als goed worden bestempeld maar tegenwoordig wil men,
als het kan, steeds meer het TOTALE gebeuren de KRINGLOOP laten zien. Dit heeft
tot voordeel dat men wat beter kan inzien wat er gebeurt als men in zo'n KRING
iets verandert. Wat op de ene plaats positief lijkt kan op een andere plaats
zeer negatieve gevolgen hebben. Dus nu het sluitstuk van bovenstaand verhaal.
Tot zo ver lijkt het al of die aardappelen maar "zomaar" groeien en
dik worden. Ook lijkt het alsof Jan en de beestjes maar steeds CO2 in de lucht
kunnen afgeven. Dit al vanaf het ontstaan van het leven en zonder gevolgen,
alsof de lucht nooit volraakte. Wat is echter het geval: Het groen van de
"poter" komt boven de grond en nu blijkt dat alle groene plantdelen,
van aardappelloof, onkruid, grasspriet tot bladeren aan een machtige woudreus
zeer kleine poriën (huidmondjes) hebben waar de lucht in en uit kan stromen.
Echter nu neemt het bladgroen het CO2 uit de lucht op en samen met water H2O dat
via de worteltjes komt kan het blad m.b.v. het bladgroen en (ZON)LICHT GLUCOSE
maken waarbij zuurstof O2 als afvalproduct aan de lucht afgegeven wordt. Van
deze glucose moleculen kan de plant zetmeel (aardappel) hout (boom,struik) etc.
maken. Uit metingen en berekeningen volgt nu dat b.v. een aardappel voor het
groeien precies zoveel CO2 en H2O opneemt en O2 produceert als bij de vertering
weer nodig is. De KRINGLOOP is naadloos gesloten en wordt op gang gehouden door
de energie van het (zon)licht en die zouten. Door eten en wegrotten (eten door
bacterien) neemt de CO2 in de atmosfeer NIET toe omdat alles wat gegeten wordt
bij het groeien precies zoveel CO2 opgenomen heeft. (Water moet er altijd zijn
maar voor water geldt hetzelfde verhaal). WAT WEL EEN FEIT IS: Na ±1900 is de
mechanisatie en transport van o.a. de landbouw sterk toegenomen. Aardappels
worden met de tractor gepoot, gerooid, vervoerd, in loodsen gesorteerd en in
koelhuizen bewaard. Alles met machines die al of niet op benzine, diesel,
aardgas etc. lopen. Deze machines brengen ook veel CO2 in de lucht bij de
verbranding van die brandstoffen en deze CO2 komt EXTRA in de lucht en zou zo de
KLIMAATVERANDERING veroorzaken. Zelfs de meest sceptische wetenschappers
beginnen het langzaam te geloven.
Het
enige tegenwicht voor de toename van deze CO2 zou, in enige maten, het groene
blad kunnen zijn. Maar helaas oerwouden worden gekapt en ook in de
"beschaafde" wereld wordt elk onkruidje wat niet gewenst is
omgeschoffeld, met vergif doodgespoten etc.etc. Verder wordt elke vierkante
meter waar ook maar iets zou kunnen groeien met plavuizen, of worteldoek met
kiezeltjes "onproduktief" gemaakt. Zou het bladgroen kunnen spreken
zou het slechts zeggen:
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX